
de ontwikkeling van mijn denken door ruud moors 60 onderwijs en leren
Ik leer graag, maar ik heb er een hekel aan onderwezen te worden. Dat komt omdat bij onderwijzen degene die onderwijst bepaalt wat er geleerd dient te worden en daar zit vaak zoveel ruis bij, zoveel kennis die er uiteindelijk niet toe doet, dat ik het zonde van mijn energie vind om al die kennis tot me te nemen. Het is niet dat ik niet iets wil aannemen van een ander, maar ik wil mijn ontwikkeling niet door een ander laten bepalen.
Als ik aan mijn lagere school terugdenk dan zie ik mezelf weer zitten in de rij, achter een schoolbank, de armen stijf over elkaar, luisterend naar de onderwijzer. Wat we geleerd kregen leek wel ondergeschikt aan hoe we het geleerd kregen. Bovenaan de rapportcijferlijst stonden de cijfers voor ijver en vlijt. Gehoorzaamheid was belangrijker dan kennis, leek het wel. Ik denk ook dat dat zo was, en dat het, in een iets mildere vorm, nog steeds zo is; in ieder geval op de basisschool en de middelbare school.
Op de MAVO vroeg ik vaak: ‘Maar waarom moet ik dat in mijn hoofd stampen? Waar is dat goed voor?’ Dat leverde alleen maar irritatie op van de docenten aan wie ik dat vroeg. ‘Doe nou maar gewoon wat er van je gevraagd wordt, Moors,’ was een standaardantwoord. Ik vond dat flauwekul. Ik weet niet hoe ik aan het idee kwam, maar ik vond dat school er moest zijn om mij te leren kritisch te kijken naar de wereld om me heen. Scholen zouden dienstbaar moeten zijn aan de leerlingen en de leerlingen helpen te leren leren. In plaats van leerlingen te onderwerpen aan de grillen van de docenten zouden docenten zich dienen te onderwerpen aan de leerbehoeftes van hun leerlingen.
Als je aan mensen die beroepsmatig met onderwijs bezig zijn vraagt hoe het komt dat ruim 80 procent van de hoogbegaafden het niet redt in het onderwijs, krijg je steevast als antwoord dat dat komt omdat die hoogbegaafden zich niet kunnen aanpassen en conformeren aan het onderwijssysteem. Zo lijkt het aan die hoogbegaafden zelf te liggen dat ze het niet redden in het onderwijssysteem. Ze worden als het ware zelf verantwoordelijk geacht voor hun onvermogen om zich aan te kunnen passen en conformeren. Maar je kunt de redenering ook omdraaien; het onderwijssysteem is niet in staat zich aan te passen en te conformeren aan de leerbehoeftes van hoogbegaafden. En dat zou wel moeten. Er zijn per slot van rekening zo’n 340.000 hoogbegaafden in Nederland, waarvan er 272.000 het niet (zullen) redden in het onderwijssysteem. Dat is een te groot aantal om zo maar even opzij te schuiven.
‘Ontwikkelen die hoogbegaafden zich dan niet?’ zou je je af kunnen vragen. Natuurlijk wel. Er is geen enkele hoogbegaafde die niet een innerlijke drang heeft om zich te ontwikkelen.
Mijn ouders hadden een boekje in de boekenkast staan dat ze met plezier gelezen hadden en waar ze het vaak over hadden. ‘De grote bedrieger’, heette dat boekje. Het verhaal was gebaseerd op de ware geschiedenis van een man die zo slim was dat hij zich kennis razendsnel kon eigen maken. Hij had het geduld niet om zich officieel te scholen en deed dat dus op zijn eigen manier. Hij werkte als ingenieur, als chirurg, als architect, als natuurkundige, maar na een tijdje verveelde hem dat weer en verdween hij om ergens anders op te duiken en daar weer een ander vak uit te gaan oefenen, dat hij in zich in de tussentijd ‘even’ eigen had gemaakt. Hij was geen enkele keer door de mand gevallen omdat hij in een vak niet voldeed, integendeel. Als collega’s te horen kregen dat hij hun vak, zonder bevoegdheid, had uitgevoerd, waren ze verbijsterd omdat hij in dat vak uitgeblonken had.
Na de MAVO deed ik een praktijkopleiding verpleegkundige B. Dat was geen succes. De lessen waren saai en nadenken was verboden. Zelfs aantoonbare onzin moest voor zoete koek worden geslikt. Ook hier ging het vooral om het leren van gehoorzaamheid, om aanpassen en conformeren. Het ging er vooral om dat je je plaats wist. En die wist ik niet, dus haakte ik na twee jaar af. Niet omdat het werk me niet beviel en zelfs niet omdat ik er niet goed in was, maar aanpassen en conformeren, dat lukte me niet erg.
Het was niet zo dat ik me niet wilde aanpassen en conformeren. Om eerlijk te zijn was ik nogal jaloers op mensen die daar geen enkel probleem mee hadden. Ik vroeg me af hoe ze dat deden. Ik vroeg me ook af wat er mis met mij was waardoor het me niet lukte. Toen ik uiteindelijk naar de kunstacademie ging, dacht ik dat het het verstandigste zou zijn om me maar zo gedeisd mogelijk te houden. Juist omdat ik me blijkbaar opvallend gedroeg was ik steeds in de problemen gekomen; op de lagere school, op de HAVO en daarna de MAVO en in de verpleging.
In eerste instantie leek dat te werken. Ik viel niet echt op en kwam het eerste jaar zonder noemenswaardige kleerscheuren door. Ik ging zelfs, met de hakken over de sloot, over. ‘Er is alleen één probleem,’ zei een docente ‘je stelt nooit vragen. Je komt nooit uit jezelf met je werk.’ Ah! hier werd dus eigen initiatief gevraagd. Dat was nieuw. Vanaf dat moment nam ik dat initiatief ook en, op die kunstacademie, werkte dat verbazingwekkend goed. Ik besloot zelf welke ontwikkeling ik door wilde maken, wat ik interessant vond en zocht daar de leraren bij. Die leraren gebruikte ik voor mijn eigen ontwikkeling. Dat ging vaak goed en soms wat minder. Sommige leraren beschouwden zichzelf wel erg als norm. Ik koos vooral die leraren uit die mij in mijn ontwikkeling konden stimuleren. Dat werkte. Dat dat werkte kwam omdat niet de leraren bepaalden wat mij onderwezen moest worden, maar omdat ik bepaalde wat ik wilde leren.
Onderwijs en leren zitten elkaar vaak in de weg.
Mijn zoon heeft leren altijd leuk gevonden. Vanaf het moment dat hij leerde praten was hij ook geïnteresseerd in letters. Hij kende zijn naam, niet alleen qua klank maar ook als beeld. Dat ging bijna gelijk op. Toen hij naar de basisschool ging, kon hij lezen. In groep 1 zat hij uit een boekje voor te lezen met een clubje kinderen om hem heen die zaten te luisteren. In eerste instantie dacht de juf dat hij het boekje uit zijn hoofd had geleerd, maar toen ze hem een ander boekje gaf, las hij dat net zo gemakkelijk voor. De juf van groep 3 testte zijn leesvaardigheid in de eerste weken dat hij in haar klas zat en kwam tot de conclusie dat zijn leesniveau minstens vergelijkbaar was met dat van een brugklasleerling.
Dat lezen had mijn zoon zich al spelenderwijze eigen gemaakt. Zoals hij ook al op vierjarige leeftijd bezig was zichzelf Engels te leren. Natuurlijk had hij dat nooit kunnen doen als hem de mogelijkheden om te leren niet waren aangereikt, maar er zat, van onze kant, geen enkele dwang achter. Als hij iets leuk vond, dan keken we hoe we hem daarin konden voeden, meer niet. Na een paar jaar op de basisschool gezeten te hebben, begon hij een hekel aan leren te krijgen. Zijn voornaamste klacht was dat hij zich verveelde. Daar konden we ons alles bij voorstellen. Als je steeds maar weer dingen onderwezen krijgt die je allang weet, ga je je vanzelf vervelen. Een plusklas, een dagdeel per week, bracht een beetje verlichting, vooral omdat hij daar onder soortgenoten vertoefde.
Toen hij uiteindelijk naar het gymnasium ging, kwam zijn leermotivatie weer in zijn volle omvang terug. Na een jaar of drie zakte die ook weer weg. Niets zo vervelend als dingen te moeten leren waar je de zin niet van inziet, op een manier die eerder bedoeld lijkt om te demotiveren dan om te motiveren. Het vak Nederlands, waarvan literatuurgeschiedenis een belangrijk deel uitmaakt, is een van de vakken waarin hij absoluut geen zin meer heeft. Ik begrijp dat wel. Zijn interesses liggen niet bij Piet Paaltjens, Multatuli en Vondel. Als ik een verhaal schrijf en dat gecontroleerd wil hebben op taalfouten, laat ik het hem lezen. Hij haalt die fouten er probleemloos uit. Toch haalde hij ternauwernood een voldoende voor het vak Nederlands. Wellicht speelde mee dat hij, toen hij een betoog moest houden, een betoog hield waarin hij stelde dat literatuurgeschiedenis geen verplicht vak zou mogen zijn. Dat bleek zijn lerares niet echt te kunnen waarderen. Zij vond het nuttig om te onderwijzen wat zij belangrijk vond, en vroeg zich niet af wat nuttig is voor mijn zoon om te leren en al helemaal niet wat hij zou willen leren.
In ruim vijf jaar heeft het gymnasium, een zogenaamde excellente school, de leermotivatie van mijn zoon (en zeker niet alleen van hem) ongelofelijk onderuit gehaald. Maar ja, dat ligt natuurlijk niet aan die school. Dat is een erkende excellente school. Dat komt omdat mijn zoon zich niet weet aan te passen en te conformeren aan het onderwijssysteem. En zoals ik al zei; hij is de enige niet. Ik zou willen dat het onderwijssysteem zich zou weten aan te passen en te conformeren aan de intrinsieke leermotivatie van de leerlingen. Dat gymnasium is overigens geen uitzondering, maar voldoet aan de norm zoals die al zo lang ik leef in heel onderwijsland gehanteerd wordt. Blijkbaar is het zelflerende en zelfcorrigerende vermogen van het onderwijs nihil. Ik zelf ben leren pas weer leuk gaan vinden na de middelbare school.
De meeste kennis die ik heb, de meeste vaardigheden die ik heb ontwikkeld, heb ik verkregen door zelfstudie. Niet dat ik daarbij geen gebruik heb gemaakt van anderen, maar ik heb zelf mijn leerroute bepaald. Alle kennis en vaardigheden die ik mezelf heb eigen gemaakt zijn voor mij dan ook zinvol en nuttig. Dat in tegenstelling tot al die kennis die er via onderwijs in mijn hoofd is gegoten. Dat was verloren tijd. Het meeste van die kennis ben ik allang kwijt. En daar ben ik zeker geen uitzondering in.
15 Miljardairs
16 Mensenoffers
24 Te speels voor mijn leeftijd
25 Is psychologie wel een wetenschap?
28 Herbelevingen en machteloosheid
29 Is de aard van de mens goed of slecht?
32 Alles hangt met alles samen
39 Laagopgeleid en hoogopgeleid
45 Wat weet je als je weet hoe iets heet?
46 Als je er een naam aan geeft, bestaat het dan?